Mijn trektocht naar een nieuw begin
Mijn gedachten dwalen af naar mijn eerste verre reis. Sumatra, nog altijd één van mijn mooiste belevenissen. Het was een soms wat onverantwoord avontuur met o.a. een nachtelijke klimtocht op een naar achteraf bleek actieve vulkaan.
Een griezelig wankele bamboebrug gaf ons de toegang. De linker leuning was afgebroken en lag beneden in het 8 meter diepe ravijn. De rechter leuning zat nog slechts aan een klein stukje vast. Volgzaam acteerde ik op de instructies van de lokale ‘gids’: ‘Don’t look anywhere. Just look into my eyes and walk slowly, step by step, slowly…slowly’. We mochten één voor één de brug over. Veilig aangekomen aan de andere kant kon de werkelijke tocht beginnen.
We waren met z’n achten, waarvan twee lokale gidsen. Het was pikdonker en leuk spannend. De nachtelijke junglegeluiden, ‘dingetjes’ voelen ploffen op je pet en niet weten wat het is, je voortbewegen volgens de strikte instructies van de gids, bijna niets kunnen zien en het onbekende maakten het een waar avontuur. Maar het werd zwaarder, het klimmen, het gewicht van mijn rugzak in combinatie met de hoge luchtvochtigheid. Albert, een medereisgenoot en nog altijd een goede vriend, nam mijn rugzak over. Toen ik merkte dat ook hij het zwaar kreeg, bedacht ik me geen moment. Ik besloot te stoppen. Mijn rugzak nam ik terug om samen met één van de gidsen en een reisgenoot neer te strijken op een plateau onder de top, wachtend tot de morgen kwam om hetzelfde pad weer terug te gaan.
Bij licht zag ik wat voor bizarre weg we hadden afgelegd. Ravijn links, dan weer ravijn rechts en we hadden gelopen op een eng smal glibberig pad. De bamboebrug bij daglicht was opnieuw een uitdaging. ’Hoe zou ik daar ooit weer overheen komen?’ Maar ik had geen keuze, het moest. Begeleid door de gids, zittend – voeten voor en handen achter- en schuivend op mijn billen bewoog ik me voort omdat de brug na de nacht te vochtig was om overheen te lopen. Pfff ik stond weer veilig aan de overkant en keek met verwondering terug.